Affectieschade; EVRM; richtlijn 2012/29/EU; slachtoffers
De drie dimensies van affectieschade
In de literatuur op het gebied van het Nederlandse (privaatrechtelijke) personenschaderecht wordt er al jaren voor gepleit om vergoeding van affectieschade mogelijk te maken. Onder affectieschade wordt daar verstaan het immateriële nadeel (leed) dat een persoon lijdt doordat een persoon met wie hij een affectieve relatie onderhoudt ernstig letsel overkomt of overlijdt. Als dat nadeel het gevolg is van een onrechtmatige gedraging door een ander zou, stellen verschillende rechtswetenschappers, het privaatrecht moeten voorzien in een recht op vergoeding van dat nadeel. Een onderzoek door Akkermans e.a. heeft bovendien uitgewezen dat er onder naasten en nabestaanden een duidelijke behoefte aan vergoeding van affectieschade bestaat. In 2010 is een voorstel daartoe echter tot groot ongenoegen van verschillende academici, onder wie Lindenbergh en Rijnhout, in de Eerste Kamer gestrand. Met die afwijzing door de Eerste Kamer was (voor even) de hoop vervlogen dat vergoeding van affectieschade binnen afzienbare tijd mogelijk zou worden. Tot kort na de verwerping van het voorstel Wijnakker wees op verschillende uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waaronder Bubbins t. Verenigd Koninkrijk, op grond waarvan de mogelijkheid tot vergoeding van affectieschade in elk geval zou moeten bestaan voor de situatie waarin de overheid als schadeveroorzaker in een zaak betrokken zou zijn. En die conclusie roept de vraag op of dan niet ook in de horizontale verhouding een recht op vergoeding van affectieschade zou moeten worden erkend. Een verschil in vergoedingsrechten naar type schadeveroorzaker zou aan de benadeelde moeilijk uit te leggen zijn. In een Ucall blog bepleitte ik dat de door het EHRM aangenomen verplichting, met behulp van een eerder door de Nederlandse rechter aangewende techniek, goed breder kan werken in de nationale rechtsorde. Wat hier van zij: pogingen om via de band van het EVRM vergoeding van affectieschade te verkrijgen, zijn tot op heden niet succesvol gebleken. Een nieuwe, derde weg, namelijk via het strafrecht is recent ingeslagen, na verloop van de implementatietermijn van richtlijn 2012/29/EU – de Richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten (hierna: Richtlijn minimumnormen slachtoffers). Benadeelde partijen die zich ex artikel 51f Sv in het strafproces hebben gevoegd, hebben voor de stafrechter vergoeding van affectieschade gevorderd. De discussie over de vergoeding van affectieschade kent zo inmiddels drie dimensies: een privaatrechtelijke, een Europese (gebaseerd op het EVRM), en nu dus ook een gecombineerd Unie- en strafrechtelijke. Die laatste dimensie staat hierna centraal.
Read more