Actoren in de gedeelde rechtsorde
Innovatief energie aanbesteden
De Rijksoverheid wil de Nederlandse energievoorziening verduurzamen om schadelijke gevolgen als klimaatverandering en milieuverontreiniging te beperken. In 2020 moet daarom minimaal 14% van het Nederlands energieverbruik opgewekt worden uit hernieuwbare bronnen. Een ambitieuze doelstelling die met het huidige tempo niet gehaald lijkt te worden. Zowel private organisaties als overheden zullen daarom extra maatregelen moeten nemen. De eigen energie-inkopen zijn hiervoor een logisch startpunt. Overheden kunnen daarbij gebruik maken van drie inkoopmodellen die door de universiteiten van Utrecht en Twente zijn ontwikkeld. De modellen zijn gericht op duurzame energieopwekking en -besparing en zijn allen toepasbaar onder de Nederlandse Aanbestedingswet.
Vanzelfsprekend beseffen Nederlandse overheden zich al langer dat zij hun eigen energiebehoefte kunnen gebruiken om verduurzaming te stimuleren. Duurzame energie is immers niet vrijblijvend: 14% in 2020 is een bindende afspraak met de Europese Unie (Richtlijn 2009/28/EG). Het blijkt echter niet eenvoudig om op een slimme, stimulerende wijze duurzame energie uit te vragen. Enerzijds omdat energie op het eerste gezicht een homogeen product lijkt (waardoor vaak voor de laagste prijs wordt gekozen), anderzijds omdat energie een complexe markt kent, waarbij productie en levering van elkaar gescheiden zijn.
In de huidige praktijk wordt de inkoop van energie en de inkoop van Garanties van Oorsprong (GvO’s) vaak gescheiden. Een GvO is een certificaat dat een energieproducent krijgt voor één MWh duurzaam geproduceerde energie. Deze certificaten worden doorgaans internationaal verhandeld. Noorwegen produceert bijvoorbeeld al jaren grote hoeveelheden energie met waterkrachtcentrales. Die energie wordt in Noorwegen zelf verbruikt, maar de bijbehorende GvO’s worden aan Nederland verkocht, waardoor onze fossiele energie een groen label krijgt. Het effect van deze aanpak is zeer beperkt: de Noorse GvO’s komen al jaren van dezelfde waterkrachtcentrales. Zo neemt de productie uit duurzame energiebronnen niet toe en de CO2-uitstoot van niet-duurzame energiebronnen niet af. Bovendien tellen buitenlandse GvO’s niet mee voor de Nederlandse energiedoelstellingen: duurzame energie wordt door de EU toegerekend aan het land waarin het geproduceerd is.
Het moet dus anders. Nieuw-ontwikkelde inkoopmodellen laten een aantal mogelijkheden zien. Het eerste model bundelt de inkoop van energie en GvO’s, waarmee voorkomen wordt dat een deel van het energiebudget achterblijft bij GvO-handelaren die niet in duurzame opwekking investeren. Bovendien focust het model op de kwaliteit van de informatie die de energieleverancier verstrekt. Daarbij kan aandacht besteed worden aan het detailniveau van de gegevens (verbruikcijfers per aansluiting bieden meer informatie dan cijfers per contract), de toegankelijkheid van de gegevens (gebruiksvriendelijkheid online dossier) en de adviezen die de leverancier geeft op basis van die gegevens. Inschrijvende leveranciers worden beoordeeld op de mate waarin hun informatie de aanbestedende dienst helpt om potentiële energiebesparingen te identificeren.
Het tweede model is gericht op een toename van de productie van duurzame energie in Nederland. Leveranciers worden bij de gunning beloond als zij Nederlandse GvO’s aanbieden. Bovendien verdienen zij nog meer punten voor de gunning wanneer de energie met een nieuwe, Nederlandse, duurzame energiebron wordt opgewekt, die is toegewezen aan de aanbestedende dienst. Een leverancier kan bijvoorbeeld een nieuwe windmolen ontwikkelen en die (gedeeltelijk) aan de aanbestedende dienst toewijzen. De scores van de inschrijvers worden bepaald met een eenvoudig rekenmodel dat per MWh, per contractjaar en per energiebron (Nederlands GVO of toegewezen bron) punten toekent.
Het derde model verenigt de verantwoordelijkheid voor de drie energiebesparende maatregelen van de trias energetica (een strategie voor een zo duurzaam mogelijke energievoorziening). De leverancier is zowel verantwoordelijk voor het beperken van de energievraag (1), het gebruik van duurzame energie (2) en het efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen (3). Het belangrijkste gunningscriterium is de afname in het verbruik van grijze stroom, wat in dit model gedefinieerd is als alle energie die niet op locatie wordt opgewekt. Het is volledig aan de leverancier om te bepalen hoe die afname gerealiseerd wordt. De leverancier weet immers het beste wanneer het efficiënter is om maatregelen te treffen om het totale energieverbruik te reduceren en wanneer het efficiënter is om op locatie extra duurzame energie op te wekken. Ook is het aan de leverancier om te bepalen hoe hij het energieverbruik reduceert en welke duurzame energiebron hij gebruikt. Punten voor de gunning worden toegekend aan zowel de afname in grijzestroomverbruik die een inschrijver aanbiedt (witte getallen in onderstaande voorbeeldfiguur), als aan het bijbehorend plan van aanpak.
De geschiktheid van elk van de modellen is afhankelijk van (o.a.) de duurzaamheidsdoelstellingen van de aanbestedende dienst, de waarde van de energielevering en de te verwachten transactiekosten. Het derde model is complexer dan het eerste, maar biedt ook meer perspectief voor verduurzaming door in te zetten op decentrale opwekking worden verliezen tijdens energietransport voorkomen en door verduurzaming en energiebesparing in één hand te leggen kunnen efficiëntere keuzes gemaakt worden.
Een uitgebreidere beschrijving, inclusief uitwerking van gunningscriteria, bijbehorende Excelmodellen en alternatieven is online beschikbaar. De modellen zijn integraal toepasbaar, maar het is ook mogelijk om elementen te combineren, weg te laten of toe te voegen. Daarbij moeten altijd energiebesparing en duurzame opwekking in Nederland centraal staan. Wanneer overheden erin slagen hun energie-inkopen daarop te richten, komen we weer dichterbij 14% duurzame energie in 2020.